Op 20-jarige leeftijd vertrok hij met zijn pleegouders Kadi en Sati naar Indonesiё.
Hijzelf die te Krappahoek in Nickerie op 29 maart 1934 is geboren, kon toen niet vermoeden, welke invloed deze stap op zijn verdere leven zou hebben. Vader , moeder, broers en zusters, verruilde hij, voor een niet al te duidelijke bestemming. Als dan na tientallen jaren Sarmidie zijn geboorteplaats bezoekt, lopen de emoties hoog op. Zeker is het , dat hij voor altijd een innerlijk verdeelt mens zal blijven. Hij en zijn familie, hebben voor Indonesiё een hoge prijs moeten betalen.
Ouders, broers en zusters keken machteloos toe
Sarmidie is twintig jaar als hij te Paramaribo voet zet op de Lankwash het schip van de Rotterdam Lloyd. Het schip dat hem en zijn pleegouders zou vervoeren naar Indonesiё. Zijn ouders eerder als immigrant naar Suriname gekomen hadden 12 kinderen, waarvan hij het zesde kind was. Zij kozen ervoor hem en een zus aan een kinderloos echtpaar toe te vertrouwen. Uiteindelijk besloten deze terug te keren naar het land van herkomst. Met de Perica, die de verbinding tussen Paramaribo en Nickerie onderhield, begon de reis naar de nieuwe bestemming. Broers, zusters, vader en moeder bleven huilend achter op de steiger van Nieuw Nickerie. Machteloos zagen zij de Perica de monding van de Nickerierievier opzoeken, om de bocht nabij Waldeck en tenslotte de laatste bocht naar de oceaan te nemen. Sarmidie is nu na vele jaren terug, in september 2008 aangekomen, is hij er al voor bijna zes maanden. Op zondag 15 februari 2009, komen de hele familie, vrienden
en kennissen bijeen, want voor hem wordt dan een afscheidsfeest gehouden. Sarmidie is de zwager van Ali Sewrutton, dus zijn hij en ik ook van de partij. Ik ben er voor u, om het verhaal van de eregast vast te leggen. Wirjosemito-Abdoelkadir Hellen, die als tolk daarbij optreedt, verricht goed werk als Sarmidie zijn levensverhaal vertelt:” Ik ben geboren te Plantage Krappahoek aan de Nickerierivier. Mijn vader heette Pawirosoedarmo en mijn moeder Wirjosimito. Als kleine jongen heb ik de Sint Felixschool een Rooms Katholieke school te Hamtoncourtpolder tot de vierde klas bezocht. Ik kan me nog de onderwijzers Banwarie, Rampersad, Panday en Karsowidjojo heel goed herinneren. Ik kon de school best wel aan. Ik kon op latere leeftijd, zowel javaans, als het hindostaans goed spreken. Ik ben niet opgegroeid bij mijn ouders, ik was afgestaan aan een pleeggezin. Ik was het enig kind van mijn pleegouders. Ik hielp mijn pleegvader in de landbouw bij het planten van rijst. Mijn pleegouders waren lief voor mij, ik was hun oogappel. Ik hoefde hen niet te helpen met werken, maar ik koos daarvoor. Ik had veel hindostaanse vrienden, zoals Sitaloe, Soekhlal, Mangroe en Pokai. Javaanse vrienden die ik nog ken zijn Sjaitie, Semin, Sompo, Doegal, Tamser, Senen en Tamdie. Semin Wongsonadi en Senen Kariman zijn hier aanwezig. Ik had ook javaanse vriendinnnen: Poniera, Natmina, Marie en Ponimah. Op een dag vertelden mijn pleegouders mij, dat wij naar Indonesiё zouden vertrekken. Het vreemde was, dat ik mij verheugde om naar het verre land te gaan. Vreemder was het en tot nu toe kan ik het niet begrijpen, mijn biologische broers en zusters was ik totaal vergeten. Ik weet niet waarom ik niets voelde toen ik vertrok. Zou een stille kracht, of goena goena, daarbij een rol gespeeld hebben? Hadden mijn pleegouders daarbij een vinger in de pap? Dat denk ik niet. Feit is, dat ik het nog steeds niet begrijp. Mijn biologische ouders hadden gehoopt, dat ik in Indonesiё mijn familie zou ontmoeten. Maar ik kwam op een heel andere plaats terecht, waardoor dat kontact nooit tot stand is gekomen”.
Er was veel teleurstelling, armoede en verdriet
Het is een ervaring om te zien, hoe Abdoelkadir als hindostaanse, in vloeiend javaans kontact heeft met Sarmidie. Laat me denken, welk een schat wij in Suriname bezitten, hoe vooral oudere generaties elkaar met de taal van de ander kunnen benaderen. Ik zag dat ook bij de 92-jarige Joseph Alexander Lecton, bij het praten van het Hindi. Sarmidie vertelt dat de reis enkele weken geduurd heeft, om uiteindelijk via Afrika de plaats Padang in Indonesiё te bereiken. Van daaruit hebben de reizigers drie dagen en nachten met de bus moeten reizen om onze eindbestemming Tongar in Sumatra te bereiken. Via Abdoelkadir is zijn boeiend verhaal vlot te volgen:” Wij waren met 117 personen vanuit Suriname vertrokken. Wij werden bij aankomst in barakken ondergebracht. Ons was verteld dat wij veel luxe tegemoet mochten zien. Ons was beloofd, dat wij 5 ha. per persoon zouden krijgen. Wij kregen 1 ha. per persoon aan oerwoud, dat wij zelf moesten ontbossen. Mijn pleegouders hadden 375 gulden per persoon voor de overtocht moeten neertellen. Zij hadden daarvoor hun huis en perceel op Krappahoek verkocht. Wij hadden geen geld meer om naar Suriname terug te keren, dus moesten wij ons onderwerpen aan de situatie: werken, nog net verdienen om te eten. Er was veel teleurstelling en verdriet. Wij hebben ver van de grote steden, lang in armoede moeten leven. Pas na drie jaren, herinnerde ik mijn broers en zusters in Nickerie weer. Ik schreef daarop een brief in 1959, die ik na twee jaar in 1961 terug ontving. De moed zonk mij bijna in de schoenen. Pas na tien jaren heeft een brief van mij, mijn familie in Suriname bereikt. Ik heb daarop een antwoordschrijven ontvangen. Wij wisselden pas na twintig jaar de eerste foto’s uit. Ik trouwde drie jaren na aankomst in Padang met Jatini, die ook was meegereisd met haar ouders. Dat huwelijk hadden onze ouders reeds in Suriname bepaald. Wij hielden van elkaar en bleven 13 jaar bij elkaar. Ik kreeg met Jatini 7 kinderen. Maar ze kon de armoede en het dorpsleven niet aan. Ze vertrok uiteindelijk naar de grote stad Riao, 16 uur verwijderd van Tongar. Ze nam bij haar vertrek, 1 kind mee. Ik trouwde vervolgens met Sarti. Zij was ook met hetzelfde schip als mijn ouders en ik, uit Suriname vertrokken. Zij had een voorkind. Ik met haar geen kinderen gehad. Ik heb nog kontact met mijn eerste vrouw. Soms komt ze bij ons op bezoek”.
Alif Lam Meem
Sarmidie heeft een winkeltje waar hij meubels verkoopt die hij zelf maakt. Veel wordt niet verkocht. In de Dessa koopt men pas iets als men het echt nodig heeft. Twee van zijn kinderen zij onderwijzers geworden. Alle kinderen wonen in de steden. “ Nu ben ik reeds zes maanden in Suriname. Ik huilde toen het vliegtuig Suriname had bereikt. Ik zat vol emoties. Hoewel veel is veranderd, de huizen zijn groter, herken ik toch mijn geboorteplaats. Ik ben nu innerlijk zeer verdeeld, omdat ik terug moet. Ik moet terug omdat ik Sarti die nu oud is niet alleen kan laten. Ik kan haar dat niet aandoen weg te blijven, hoewel het zwaar is nu weg te gaan. In Indonesiё heeft men mij op goed vertrouwen een paspoort gegeven. Ik sta nergens geregistreerd. In feite heb ik al de jaren niet bestaan. Op 29 maart a.s. wordt ik 75 jaar. Ik heb geluk dat ik mijn geboorteland weer kon bezoeken. Mijn reis naar Suriname heeft 3000 Euro gekost, dat door de familie in Suriname is opgebracht. Het heeft 55 jaar geduurd
alvorens hier te zijn, omdat ik de reis niet kon betalen. Ik ben enorm blij bij mijn broers en zusters terug te zijn”. Het afscheidfeest voor Sarmidie is emotioneel zwaar beladen. Het is moeilijk te onderscheiden aan welk gemoed de tranen die vloeien moeten worden toegeschreven. Op vele momenten kunnen hij, vrienden en familie hun tranen niet bedwingen. Sarmidie maakt voor u en mij, trots de drukte, speciaal de tijd zijn verhaal vast te leggen. Uit de Koran wordt voor het feest begon, uit het hoofdstuk De Koe, Alif Lam Meem… gereciteerd:” Dit is het boek waaraan geen twijfel is, een leidraad voor de Moettaqoen. Degenen die in het onwaarneembare geloven en de shalaat onderhouden en die bijdragen geven van waar Wij hun mee hebben voorzien…..”.
K.R.Donk, 28 februari 2009.