U heeft het eerste en tweede deel van het artikel “ De slag op de
suikerplantage Waterloo” gelezen. Het verhaal van de oud Waterloo arbeider Sarjadie Sariman, meer bekend als Ponimen. Gebroeders Santoe die het verhaal van Ponimen ondersteunen. Als wij luisteren naar het verhaal rond de vakbondstrijd op Waterloo zien wij zaken als intimidatie, uitsluiting, politieke inmenging, minachting, brute geweld van de gewapende macht, minachting van de Bemiddelingsraad. Mijn taak is te putten uit het “ gouden kistje” van Ponimen en u geachte lezer uw eigen conclusie te laten trekken. Het kistje is echt goud waard. Ik wacht daarom niet langer u de laatste fase van de vakbondstrijd te Waterloo voor te houden.
Omkoperij tot ontzetting
“De Waterloo-arbeiders, gaven aan hun adviseur gisteren een boodschap mee. Daarin spreken zij de hoop uit, dat de vakbonden in Suriname, zich hun lot zullen aantrekken, opdat zij niet in hun wanhoop, er toe zullen moeten overgaan de plantage Waterloo van de aardbodem te doen verdwijnen. Mr. Eddy. J. Bruma, bracht gisteravond deze boodschap over aan de vertegenwoordigers van de vakbonden, die bijeen kwamen, om de FOLS-kwestie bespreken”. Aldus een citaat uit het Algemeendagblad Suriname van 11 maart 1969.( De onderwijzers staakten sinds 28 februari, het zou het kabinet Pengel de kop kosten). Was de totale vakbeweging van toen politiek niet gecorrumpeerd? Of hadden de vakbondsleiders nog niet van de “ vleespotten van Egypte” gegeten. Helaas kan de vakbeweging anno 2007 met moeite haar schande bedekken. Geld, politieke en macht, kwam grotendeels in de plaats van het lot der arbeiders. Er heerst grote verdeeldheid onder bonden en centrales.Het was in het geval van Waterloo anders. Vakbondsleiders vochten met hun leven als inzet.
Hoewel de strijd op Waterloo pas de laatste maanden in de publiciteit was gekomen, werd er sinds 1935 strijd gevoerd voor een menswaardig bestaan. Er zijn verschillende stakingen geweest. Een reeks van grote stakingen achtereen begon op maandag 5 augustus 1968, toen het fabriekspersoneel het werk neerlegde. De directie had niet gereageerd op een brief van de Nickeriaanse Werknemers Unie ( N.W.U.) onder leiding van Rannie.Brown. De voornaamste reden was dat de directie van Waterloo zich niet gehouden had aan de overeenkomst die was gesloten met de bond in het bijzijn van de Bemiddelingsraad voor geheel Suriname. De D.C. van Nickerie, Biharisingh, had tot tweemaal toe een bezoek bracht aan Waterloo en gesprekken gevoerd met Chan. Het was echter niet gelukt een onderhoud tussen beide partijen tot stand te brengen. De staking duurde een week en op 14 augustus tekenden de partijen bij de Bemiddelingsraad een akkoord. Afspraken die waren gemaakt op 7 december 1953 en 7 september 1961, zouden nu “echt” worden nagekomen. Het recht van vereniging, werd steeds erkend en verbetering beloofd. Maar de werkgever paste steeds het zelfde systeem toe. Als de spanning te groot werd, werd de Bemiddelingsraad voor geheel Suriname erbij gehaald. Een nieuw akkoord werd getekend. Daarna negeerde de eigenaar van Waterloo opnieuw alle rechten van de arbeiders. De commissies Mr.C.Rosheuvel( 1962) en A.Hermelijn(1969) ten spijt. De commissie Rosheuvel was ingesteld door de minister van Sociale Zaken E.M.L.Ensberg. Zij moesten een onderzoek doen naar de sociale omstandigheden op de plantage. Inderdaad bleken de omstandigheden bar slecht te zijn. Op 31 augustus brak er weer een staking uit, die duurde tot 6 september 1968. Sankar hanteerde volgens de bond de methode van omkoperij tot uitzetting. Voor de Guyanese arbeiders bepaalde hij of men in Suriname kon werken of niet. En daarnaast had je het systeem van uitknijpen van het bedrijf tot de laatste druppel. Waterloo was een stuk Guyana in Suriname. Voor Nickeriaanse arbeiders wilde de werkgever zelfs, dat zij de herrieschoppers, uit Nickerie moesten worden gezet. In 1962 moesten de arbeiders, onder bedreiging van ontslag en uitzetting een stuk ondertekenen, waarin zij zich voor drie jaren distantieerden van hun vakbond. Het hoogte punt in de dramatische ontwikkelingen kwam, toen een vijftal arbeiders werd ontslagen en werden aangezegd de bedrijfswoningen te ontruimen.
Ponimen vertelt mij het volgende:” Al in december 1968 had Sankar geprobeerd vijf van ons uit woningen van de plantage te ontzetten met een vonnis van de rechter. Het ging om mij, Ajaub Khan, Zafdar Ali, Jackey Permaul en Lokia.
Onze advocaat bracht o.a. in, dat het ontslag nimmer aan ons is medegedeeld, dat de plantage Waterloo een nederzetting is waar vele arbeiders zijn geboren en daar hun woonplaats hebben en de woningen niet als dienstwoning kunnen worden aangemerkt, dat de eisers misbruik maken van hun recht als eigenaar, zij tientallen jaren voortdurend in conflict zijn met de werknemers, dat de eisers een lock out systeem op de arbeiders hebben toegepast en hun geen werk geven als zij hun bond niet desavoueren, dat arbeiders vanaf 7 uur ’s morgens tot 6 uur ’s middags werken en dat sommige van hen zwemmend hun werkplaats moeten bereiken, dat sommige arbeiders de opdracht hadden om permanent de wacht bij de ketel in de fabriek te houden en dat zij vanaf maandag niet eerder dan de zondag daaropvolgend hun woning bereikten, dat de eisers zulke lage lonen uitbetalen, dat zij hun familie in staat kunnen stellen zich een luxueus leven aan te schaffen en enorme geldsbedragen naar Guyana kunnen overmaken.
De rechter vonniste in ons voordeel en verklaarde het ontslag nietig, in strijd met de goede trouw en onrechtmatig en in het oordeel niet van dienstwoningen kon worden gesproken. Maar Sankar zette door, tekende hoger beroep en in mei 1969 viel het vonnis in ons nadeel. De overheid zette ons toen aan, vóór dinsdagmorgen 27 mei 1969 om 8.00 uur, de woningen te ontruimen. Anders zou de overheid de woningen doen leeghalen en de inboedel op de weg zetten. De plantage directie heeft toegezegd een truck beschikbaar te stellen.Deze ontruiming werd opgeschort toen er op 3 juni 1969 een akkoord werd bereikt en de heer Reinier van Ommeren een H.T.S.-er, het bedrijf zou opstarten. Vol goede moed begonnen wij met de schoonmaak van de trenzen en de fabriek. De commissie Hermelijn zou een oogje in het zeil houden, dat afspraken zouden worden nagekomen. Binnen enkele maanden zou het bedrijf echter voor goed sluiten”.
Intussen was er een andere bond op Waterloo opgericht, de Waterloo Werknemers Bond. Rannie Brown, van de Nickerrie Werknemers Unie, had een akte van compromis ondertekend met Amin Sankar die medeëigenaar was van Waterloo. Dat akkoord werd verworpen, omdat Brown de akte volgens de arbeiders niet had moeten tekenen, zonder advies van Mr.E.Bruma. Of wilde Brown een eigen Nickeriaanse bond los van de Moederbond of C47 hebben? De Waterloo Werknemers Bond, is met de Mariёnburg Werknemers Bond toen een fusie aangegaan. Binnen enkele maanden zou het bedrijf echter voor goed sluiten.
Er heersten feodale verhoudingen
De Suikeronderneming Waterloo: plantage met fabriek en bijbehorende nederzetting( 1472 ha), werd in 1934 door de gebroeders Amir en Ahmad Sankar gekocht van de Waterloo Sugar Estate, voor ongeveer sf 40.000. In de magazijnen lag een voorraad suiker van 5000 balen van 100 kg. Suiker. Door die suiker op de lokale markt te verkopen, was een groot deel van de investering snel terug verdiend. In de toen meer dan 100 jaren oude fabriek, werd zo goed als niets geïnvesteerd, afgezien de aankoop van de machines van de plantage Alliance te Commewijne, die voor een deel hier werden ingezet. Er heersten strenge feodale verhoudingen, die uiteindelijk Waterloo ten onder deed gaan. Over de fabriek deden zich vele geruchten over ondeugdelijke controle en inspecties op gevaarlijke toestanden. Sankar stond juridisch sterk, hij had de beste advocaten ter beschikking. Maar tegen hem had zich opgehoopt, wrok vanwege de jarenlange uitbuiting, maar ook een nieuwe bewustzijn vanwege de kennismaking met betere werkomstandigheden van andere werknemers. De kinderen van Waterloo waren niet meer bereid onder dezelfde feodale verhoudingen te blijven leven en werken, die hun ouders wel moesten accepteren. Het einde voltrok zich snel. Maanden lag het bedrijf stil, totdat op 3 juni 1969 een overeenkomst werd sloten. Omstreeks 20 november 1969 doet de werkgever aan de arbeiders een nieuw voorstel tot o.a. nieuwe arbeidsvoorwaarden. Op 8 december 1969 komt de directie met de bekendmaking het bedrijf op 20 december 1969 te sluiten vanwege de slechte financiële positie.
Alle woningen moeten per 1 februari 1970 ontruimd zijn. Op 22 december komt er een schrijven van de directie. Arbeiders die dat willen, kunnen een nieuwe werkovereenkomst sluiten. Zij hebben daarvoor tot 30 december 1969 de tijd. Sankar vertrekt naar Guyana. Waterloo blijft voor altijd gesloten. Onder het toeziende oog van de overheid, wordt tot heden alles van de fabriek weggedragen, elke baksteen, elk stuk ijzer, zelfs de grond door middel van illegale klei afgravingen vanaf 2004. Bruma, de vakbeweging, vakbondsleiders, de communisten, zouden de naam dragen.
Donk.K.R. 20 maart 2007