Met het gebeuren op het goudbedrijf AIMGold nog vers in ons geheugen, wil ik samen met u teruggaan in de Nickeriaanse geschiedenis. Dat deel van de Nickeriaanse geschiedenis, van de vakbondsstrijd om het bestaansrecht van de werkende mens, de strijd tegen ongekende uitbuiting en miskenning. De Vakbond stelde toen, dat een buitenlandse ondernemer door opportunistische politici en bestuursambtenaren, de handen boven het hoofd werd gehouden. Dit ten koste van de weerloze uitgemergelde rietkappers en fabrieksarbeiders en hun gezinnen. Men komt in verzet tegen het feodale systeem. Politici associeerden de oprechte strijd van de arbeiders en hun leiders, met het “communisme”. De pers in het land stond versteld. Tot op heden de ouderen onder de doorsnee Nickerianen geloven, vanwege de politieke en etnisch getinte antipropaganda, dat de grote vakbondsleider Eddy Bruma, met zijn vakbond, Waterloo heeft vernietigd. Grote delen van het volk, begrepen er niets van. Als u meegaat in de geschiedenis, zult dingen die nu gebeuren herkennen. De geschiedenis herhaalt zich, zegt men. Ik praat voor u over Waterloo, met Sariman Sarjadie.
Het gouden kistje
Elk jaar weer worden rond 25 november Surinamers gehuldigd, gedecoreerd, vanwege hun verdiensten aan de maatschappij. En heel goede zaak. Zakenlui, medici, politici, maatschappelijk werkers enz., worden zo bedankt voor hun bijdrage. Maar hoe vaak is daarbij een eenvoudige, doch rasechte vakbondsleider gedecoreerd, voor zijn onbaatzuchtige werk. Hij die in de voorhoede tegen maatschappelijk onrecht en voor een menswaardig bestaan heeft gestreden? Wie kent Rannie Brown van de Nickerie Werknemers Unie nog? Wie kent zijn medestrijders de gebroeders Santoe nog?Wie in Suriname en Nickerie kennen de bestuursleden van de Bond bij Waterloo nog? De voorzitter Ali Zafdar, de onder-voorzitter Soegriemsing Sewcharansing, de penningmeester Kisoen Rahimbaks, zijn vervanger Karyantika Nadimin, de commissarissen Nanka, Riboed en Egbert Stanford en de secretaris Sarjadie Sariman, meer bekend als Ponimen. Zij en vele anderen, die tot parias werden verklaard, streden onbevreesd verder. Ik sta er versteld van, wanneer Ponimen spreekt over Waterloo en wij samen door de documentatie gaan. Documentatie die hij voor meer dan dertig jaren in een houten kistje heeft bewaard. Begrijpelijk, omdat onrecht en hebzucht van anderen hem pijn hebben gedaan. Voor dit “ gouden kistje” ben ik hem dankbaar. Waterloo is enkele jaren terug op romantische wijze door mij beschreven, maar dit keer in “De slag op de suikerplantage Waterloo”, wordt u geachte lezer, de keerzijde van de medaille gepresenteerd.
Angst, misbruik, hebzucht en corruptie
Sarjadie Sariman geboren te Longmay op 2 februari 1946, vertelt het hartverscheurende verhaal, als ik naast hem onder de manjaboom op zijn erf te Karananjar zit:
“ Ik ben op de plantage vanaf mijn 15-de jaar begonnen te werken. Ik ben van alles geweest, panboiler, operator op zware machines, allrounder in de fabriek. Het werk op de plantage was zwaar, gevaarlijk, mensonterend. De rietkappers waren volkomen toegewezen op taakwerk. Zij voor elke ton riet, gekapt, sorteren, transporteren en in pontons te laden, sf 2,75 per ton werden betaald. Wij gingen in staking om net als de arbeiders van Mariënburg, toen ook moderne slaven, sf. 3,75 per ton te mogen ontvangen. Wij protesteerden tegen lonen van sf. 4,50 tot sf.20,= per week en werkweken van 77 tot 168 uren. Ik werkte een tijd lang bij de stoomketels, zo een 144 uur per week. Al jaren werden de vier stoomketels van de fabriek gecontroleerd door twee arbeiders, die beide van maandag morgen 6 uur tot en met de volgende week zondagmorgen in de fabriek bleven. Niemand wilde werken nabij de stoomketels. Één was al gesprongen. Alle vier waren zo oud en versleten, dat men daar constant in levensgevaar verkeerde. Ik kon in de fabriek 1 tot 2 uren achtereen een dutje doen. Dit op een smalle houtenplank. De ketels moesten steeds gecontroleerd worden. Eten en alles wat wij nodig hadden, moest in de fabriek bezorgd worden. Zondag mocht je naar huis om de kinderen te zien en te slapen”.
Shankar leefde zelf in grote weelde in de Big House, de oude plantage woning met honderd ramen, waarvan een raam naar men zegt, uit respect voor de gouverneur van Suriname, nooit open ging. Ik vertel aan Ponimin dat mijn schoonvader Bahadoer Bipat, mij eens vertelde dat de vrouw van Sankar aan hem eens gezegd zou hebben:” What in the world I can’t buy”. De kloof tussen rijk en arm op de plantage was echter als de diepste kloof van de Grand Canyon. Dat merkten ook de journalisten die naar Nickerie afreisden om de chaos te Waterloo te verslaan. Rudy de Bruin, Guno Meye, Sally.Blik, Leo Morpurgo, N.Haakstam, Omar Bradley, Benny Ooft, G.B.Rechterschot, Sieuw Radhakishun, L.Hercul, Henk Herrenberg, de totale media van Suriname toen. Journalisten van kranten, radio en tv( toen alleen STVS. Zal STVS de beelden nog hebben?). Er was ook een journalist, Isha Meyer uit Nederland aanwezig. En wat zagen zij op de plantage? “Naast het huis van Shankar en nog enkele nieuwe huisjes van hout en steen, vele krotten waarin nog geen varken zou huizen, donker, muf, ongerieflijk, badkamer in open lucht, toiletten die op invallen staan, open lozingen. De woonplaats van de losse rietkappers, het vroegere hospitaal van de plantage, verdeeld in vier cellen voor vier personen, donker zonder lampen. Bij aankomst krijgt elke rietkapper vier zakken, voor zijn houten brits, twee voor zijn matras, er is gras in overvloed, en twee om er in te slapen en bescherming tegen muskieten”, wordt beweerd. Steeds verwonderen de journalisten zich en stelden de vraag: “ Waarom blijven deze mensen hier wonen en werken”?
Ik stel deze vraag aan Ponimen en hij geeft als antwoord:” Daarop is moeilijk een antwoord te geven”. Het kistje helpt hem. “Er heerste een ongezonde geest op de plantage. De directie van Waterloo heeft misbruik gemaakt van een vreselijk wapen: Angst. Angst voor het verbale geweld van mevrouw Sankar, van wie een ieder bang was. Angst voor de bedrijfsleider mister Chan, haar broer en zwager van Sankar. Angst voor ontslag en uitzending naar de onbekende buitenwereld. De plantage was een staat in een staat. Angst voor de terugzending naar Guyana, waar er geen werk was( gold voor de Guyanese arbeiders). Misbruik maken van de diepe gehechtheid van de javaan aan zijn familie, van zijn zachte inborst en zijn liefde voor zijn vertrouwde omgeving, hoe slecht dan ook. Gebruik is gemaakt van de begerigheid van hoge functionarissen, partijbonzen, die geregeld te gast waren in de Big House en net als de controleurs, hun ogen sloten voor wantoestanden bij de behuizing, watervoorziening, lonen, werktijden en geen oor hadden voor klachten”.
Van mevrouw Sankar werd de uitspraak opgetekend, dat geen enkele vakbond of arbeider iets aan de bestaande situatie zal kunnen veranderen, zo lang de Vathan Hitkari Partij ( V.H.P.) onder de huidige leiding, het land regeert. Sankar zou gezegd hebben, dat zolang Lachmon er is, hij niet bang is. In maart 1972 ontkent Sankar deze beschuldigingen. Een advertentie van hem, verschijnt in verschillende dagbladen. In het dagblad Onze Tijd van 8 maart 1972 staat: “ Notice: We are very disappointed and annoyed that the Union can be so low as to make the very false statement that Mrs. Sankar said, that we are under the protection of V.H.P. That is complete false. A.Sankar”.
Waterloo was een soort concentratiekamp geworden. De toegangspoort wordt de gehele dag gesloten gehouden en onder bewaking gesteld. Bewoners van de plantage mogen hun voertuig niet binnen rijden. Het gevolg is, dat zij die inkopen hebben gedaan, hun goederen bij beetjes te voet( ongeveer 1 ½ km.) moeten transporteren naar hun woning in de omgeving van de fabriek.De situatie voor de arbeiders wordt erger. De fabriek is ruim 2 1/2 jaar gesloten. De situatie voor de vakbeweging is nog erger, omdat zij vakbondsrechten moet waarborgen. “Vooral omdat onder het toeziende oog van de overheid in Nickerie, de buitenlander Sankar van terreur gebruikt maakt om de arbeiders te bestrijden. Zelfs de politie en de geheime dienst worden ingezet”, zegt de vakbond.Erger wordt het, wanneer uitspraken van de Bemiddelingsraad voor geheel Suriname, door de directie worden genegeerd. Het bedrijf voor zogenaamde revisie wordt gesloten en uitsluiting wordt toegepast.
Het is 25 maart 1972, als C47 de gehele Surinaamse natie oproept, om deel te nemen aan de strijd ter lotsverbetering van de arbeidende mens in Suriname en op Waterloo in het bijzonder.
Het is al meer dan dertig jaren terug, maar anno 2007 klinken zaken bekend. Ik sta verstelt van de wantoestanden, die er toen heersten. Hoe de tactiek van uithongering en intimidatie zou worden toepast en de fabriek gesloten bleef. Tot de laatste baksteen onder het toeziende oog van de overheid de fabriek en het dorp leeggeroofd zou worden. Het verloop van de strijd op Waterloo, zal ik u, geachte lezer, in drie delen presenteren.
Kenneth Roy Donk, 17 maart 2006.
Een hele bekende Nickeriaan uit de tijd van Waterloo was “mister Bramha”. Hij was ook een soort adviseur van Sankar.
Ik lees de artikelen over Nickerie met plezier. Ben zelf opgegroeid op Waterloo. Mijn vader was daar voorman.
Het stuk over Mabel King is ook interessant. Ik kende haar als kleine jongen goed. Ging vaak knippa’s bij haar plukken. Zij was zevende dags Adventist. Ik heb nog een groepsfoto uit de jaren 60, waarop zij staat. Ze had ook een pleegkind (genaamd Hermine, verpleegster getrouwd met Floris Brandon en woont in Paramaribo).
Ik ben Samuel Mehairjan,
ook geboren en opgegroeid op Waterloo. Ik herken de lifta(waarmee suikerriet uit de pontons werd gelicht). Mijn vader Hr Ramdass Mehairjan, (zoon van Mehairjan en Pirtam, allen uit India en begraven op pln Waterloo), nam de gewichten opnam.
Hardwerkende mensen van toen, die eerbaar hun kinderen hebben opgevoed.
Ik heb zelf ook vakantie jobs gedaan op Waterloo. Pontons schoonmaken voor 25 ct per ponton. Ik kon 2 gulden per dag maken in de velle zon op 14 jarige leeftijd
Beste heer Donk,
Ik zit vol aandacht uw artikelen over (de slag om) plantage Waterloo te lezen. Ik ben zelf familie van Amin Sankar en heb mijn prille kinderjaren op Nieuw Nickerie doorgebracht. de beelden van plantage waterloo liggen nog op mijn netvlies, hoewel il erg jong was (tusen mijn 1e en 5e jaar op Mw Nickerie gewoond). Als kind ben ik ook vaak bij mijn uncle’s (grandpa’s) huis geweest. Op zijn schoot zittend keek ik door een van de groten ramen hoe de suikerriet per pont werd vervoerd. De geur van Melassie en rum ruik ik nu nog. Ik herken veel van het verhaal wat u hebt geschreven. Als op zeer jonge leeftijd realiseerde ik mij datde rietkappers/arbeiders een slecht leven op de plantage hadden. Het is ook juist dat met name Misters Sankar en haar broer mr. Chan ‘slavendrijvers’ waren’. Niet alleen voor de arbeiders, maar ook mijn moeder, die tot de geboorte van mijn oudste zus in the White House, had heel veel met hen te verduren. Mijn moeder was een wel opgevoede, moderne, katholieke en mondige jonge vrouw uit Parmaribo,werd onder druk gezet en mocht het huis niet uit. Uiteindelijk is heeft zij het huis verlaten en nam har interken aan de Wickstraat te Nw Nickerie. Een paar jaar later, ging zij voorgoed met 5 kleine kinderen en in de verwachting van een 6e terug naar haar geboortestad Paramaribo. Mijn vader bleef op Nickerie achter en werd een paar jaar later ook door teh familie eruit geschopt, zonder geld en/of ander bezit (Ps: een deel van zijn bezit ca. 250ha op pl Waterloo werd door de famili Sankar ingepikt). Graag zou ik met u in contact willen komen om het verhaal zoals ik dat als kind en jongeman heb meegemaakt met u willen bespreken. U zult zich afvragen wie ik ben. Wel, ik ben een van de zoons van wijlen mr. Esau Khan, neefje van Amin/Aman Sankar. Mijn vader, zoon van de zus van Amin/Aman Sankar, mijn oma, werd als halfwees jongetje van een jaar of 12 door zijn rijke oom Amin Sankar naar Waterloo meegenomen. Amin Sankar betekende erg veel voor hem; mijn vader zag hem dan ook als zijn vader. Wat ik weet en ook vannderen (w.o. ex plantagearbeiders) was mijn vader een total andere type persoon dat de rest van zijn familie, m.n. zijn tante (Ms Sankar) en haar broer Chan. Mijn vader maakte geen onderscheid en kon net zo makkelijk en glaasje drinken met de rietkappers al de elite van Nickerie; zij waren ook erg op hem gesteld. Dat is ook de reden dat hij uiteindelijk uit de familie gezet werd. Ik kan mij nog heel goed herinneren dat hij door Eddy Bruma in 1969 wedr uitgenodigd op Waterloo. De arbeiders hadden naar hem gevraagd en hadden graag gezien dat hij samen met hen de plantage een herstart zou geven (mogelijk als directeur). Mijn vader is toen op Waterloo geweest, maar heeft dat aanbod afgewezen (hoewel details mij niet bekend zijn, denk ik dat hij dat zijn oom/uncle niet wilde aandoen). In 1990 is hij vrij eenzaam en berooid en alleen met en klein AOWpensioentje in Amsterdam overleden; zij bag (tas) met voor hem belangrijke documenten had hij tot het laatste moment bij zich. Ooit dacht hij terug te keren naaar zijn geliefde Nickerie/Waterlooo. Mijn vader had hart voor de plantage maar zeker ook voor de mensen die de zware arbeid moesten verrichten.
Ik heb u dit bericht geschreven omdat ik mijn vader’s naam niet in uw stukken ben tegengekomen; niet dat ik dit erge vind, in tegendeel, hij past m.i. niet in het plaatje van de Sankar/Chan clan; maar toch denk ik dat hij daarin het lichtpuntje kon zijn. Complimenten voor het verhaal Waterloo.
Ik zoek contact met Esau Rudolf Kahn. Belangrijk voor me. Ik ben de dochter van Halima Khan.
Esau Khan wife was my grandmother Maryam Khan and she is buried at Waterloo. He has some mistresses ans one is Rudolph Mother, who was nasty mean to Maryam children when she died and left these babies.
You don’t need to look for these people, it’s deep old wounds that they inflicted on Maryam Khan, the legitimate wife of Esau Khan who was married in Muslim wedding, a Nikkah. Khan had a few mistresses and all of them terrorized my grandmother Maryam Khan . When Maryam Nanne died in 1950 her children were thrown to the wolves by Alma P.
It’s a sad sad history how it all went down for Halima, Zabieda, Izmet Inonu khan, Raymond Ben Esau Khan, Ali ( Liaqat Ali Khan), Kemal Omar Khan, Farrida and Feroza Khan. Raymond Ben Esau Khan .
KHANS wedding pics with Maryam she even destroyed. Jealous .
Imagine they burned Khan when he died and not a Muslim burial.
Khan father was Fher Khan of Vergenoegen Guyana and Fher Khan was the son of Jahangeer Khan of Leguan Guyana. His mother was Batulan Sankar sister of Amin Sankar.
Geachte heer Donk, redactie,
Ik lees bij toeval bovenstaande berichten van ene Jahangir. Daarin wordt de naam van wijlen mijn moeder, Alma Panday, ten onrechte door hem door het slijk gehaald.
Allereerst wil ik tegen Jehangir zeggen, dat ik hem niet ken en dat dit niet het platform is waar hij zijn frustraties over familieperikelen moet spuien.
De geschiedschrijving van de heer Donk gaat met name over de slechte behandeling van de arbeiders van suikerriet plantage Waterloo door de Sankar/Chanclan. Daarom zou het beter zijn om de berichten van Jahangir te verwijderen. Deze berichten vervuilen het onderzoek van de heer Donk en horen hier niet thuis. Desondanks wil ik toch ook nog reageren op de bovenstaande berichten van Jehangir.
Deze man, die zegt een kleinkind van Maryam te zijn, geeft een verkeerde voorstelling van zaken die hij niet kent en niet op feiten zijn gebaseerd. Het lijkt erop dat hij bewust mijn moeder in een kwaad daglicht wil stellen. Ik zou hem aanraden de feiten goed te onderzoeken.
Mijn moeder heeft zijn grootmoeder, Maryam, nooit gekend. Mijn ouders zijn 2 jaar na de dood van Maryam, in 1952 getrouwd in Paramaribo volgens de toen geldende wettelijke regels. En dus niet volgens de officieuze regels van het Moslim geloof (nihad). Overigens was mijn moeder Alma, niet de tweede maar, zover bekend, de derde vrouw waarmee mijn vader, Esau Khan, kinderen heeft gehad. Wel is mijn moeder zijn enige, wettelijk, erkende vrouw. Tijdens zijn relatie met Maryan, had mijn vader ook een andere (buiten)vrouw (N) met wie hij ook kinderen heeft!! Opvallend is dat Jahangir daar met geen woord over rept. Mijn moeder is Rooms Katholiek en dat geloof heeft zij ook na haar huwelijk met mijn vader, Esau Khan, behouden. Ook wij, de kinderen uit dit huwelijk, zijn Katholiek gedoopt en opgevoed. Daar had mijn vader, van huis uit Moslim, ook geen enkel bezwaar tegen.
De kinderen van Maryam, mijn halfbroers en -zussen, hebben niet bij mijn moeder ingewoond tijdens haar verblijf aan de LH Wixstraat te Nw Nickerie. Uitgezonderd Ismet, die ik ook als mijn grote broer beschouw. De andere kinderen uit de relatie met Maryan pendelden tussen Guyana en Nickerie en verbleven voornamelijk bij hun eigen grootouders, de ouders van hun moeder Maryan, in Nw Nickerie. Mijn moeder, Alma, had dus niets met de opvoeding van deze kinderen te maken. De bewering van Jahangir dat de kinderen voor de wolven werden gegooid berust dan ook niet op de waarheid maar getuigt van jaloezie, haat en wrok jegens mijn moeder, Alma P.
Mijn moeder heeft een relatief korte tijd in Nw Nickerie gewoond. In 1959 verliet zij mijn vader en vertrok met haar kinderen naar Paramaribo. Mijn ouders zijn ca. 6 jaar uit elkaar geweest. In 1965 kwam mijn vader, berooid achtergelaten na ruzie met zijn familie, Sankar, bij mijn moeder terug. Mijn moeder heeft hem opgevangen, onderhouden en mede verzorgd tot zijn dood in 1990 (Amsterdam). Waar waren zijn kinderen uit zijn relatie met Maryam vraag ik aan Jahangir?? Wel een grote bek, maar al die jaren niet naar hun vader omgekeken!!
Jahangir beweert dat wij onze vader na zijn overlijden hebben laten cremeren ipv begraven volgens het Moslim geloof. Ook dat is onjuist. Het was mijn vader’s eigen keuze om niet begraven te worden. En daar had hij zijn eigen reden voor. Een maand voor zijn dood heeft hij dat bij de begrafenisondernemer laten vastleggen. Wij hebben hem dat juist afgeraden, maar dat was zijn wens. Een schoonzoon van mijn vader, Prim, die getrouwd was met een dochter uit weer een andere relatie van mijn vader (met N), heeft op de crematie uitgelegd waarom mijn vader uiteindelijk tot deze keuze is gekomen. Als Jahangir op de crematie in november 1990 aanwezig zou zijn geweest, dan had hij dat ook kunnen weten. Maar nee, ook de meeste kleinkinderen, onder wie Jahangir, keken niet om naar hun grootvader.
Ik had liever niet via dit platform op de berichten van Jahangir willen reageren. Het liefs zou ik deze man dit alles persoonlijk willen vertellen. Maar ik zou niet weten hoe ik hem anders kan bereiken. Nogmaals, van zijn bestaan is niets bij mij bekend. Ik zou tot slot tegen hem willen zeggen:
‘Jahangir check the facts. And don’t be a coward. If you want to talk about the family affairs or your frustrations or other things that bother you or your mother, even after all these years, why did you not contact us personally instead of polluting Mr. Donk’s platform and my dear mothers name. Don’t tell lies if you don’t know the facts. I can tell you the real truth without heartfeelings. You are talking about things happened a very long time ago. You probably were not born yet. But if you like to talk, then you also have to tell the true and honest story. My advice to you is, stop gossiping and move on with your own life. May our dearly departed rest in peace’
Rudolph Khan
Wat fijn om het verhaal ook eens van een andere kant te horen, meneer Khan. Dank u voor uw aanvulling. Ik ben zo benieuwd. Zou zo graag het complete verhaal horen. Verfilming waard, zoals Marienburg?
Mijn opa zijn vader dhr B Boekhoudt was commissaris,gouverneur vd politie, Douwina Braaksma is in negeri overleden ik heb het dan over 1908 ongeveer,alle informatie welkom!
Mijn naam is Harvey Vantoll, ik las over de gebroeders van Tholl, Challi en Willem. Challi is mijn opa. Ik zou graag wat meer info over deze 2 broers willen hebben temeer omdat ik met een stamboom over de “van Tholl’s “bezig ben. Ik zou graag willen weten wie de vader en moeder van mijn opa is en of ze ook een zus hebben gehad,. Adriana is nl mijn oma en was vlgs mij een zus van hun.
Dag Harvey, mijn naam is Rudolph Khan. Ik kwam net jouw bovenstaande bericht/oproep uit 2020 tegen. Ik kan je helaas niet helpen aan informatie over de gebroeders Van Tholl. Wel ken ik mevrouw Marietje of Mary van Tholl. Ze had een boekenwinkel, De Hoeksteen, te Nw Nickerie. Zij is mijn peettante en was goed bevriend met mijn moeder, Alma. Voor mijn vertrek naar Nederland in 1975, heb ik haar nog even bezocht. Ze gaf mij toen mijn babyfoto. Daar was ik er erg blij mee. De oorspronkelijke foto was namelijk kwijtgeraakt. Een heel hartelijke en lieve vrouw. Ik heb begrepen dat zij ergens in de jaren 80 is overleden. Succes verder met jouw familie-onderzoek. Met vriendelijke groet,
Rudolph
Hi Rudy
leuk een reactie van jou te mogen ontvangen. Wat jij schrijft klopt ook ,tante Marie van Tholl en tante Sina waren zusters en hadden een boekwinkel de Hoeksteen. Opa Willem van Tholl was hun vader. Ze hadden nog een broer,oom Frédéric van Tholl en nog een zus, tante Vera van Tholl. Vera was getrouwd met vlgs mij Hein Gummels ,kapitein op de sleepboot de Wana. Ze woonden eerst op Moengo,later verhuisd naar Paramaribo zuid. Tante Vera had 2 voorkinderen ,Roy van Tholl en Kenneth van Tholl,beiden overleden. Verder nog 2 kinderen ,Dessy Gummels en Carolien Gummels. Met Dessy op Moengo nog veel voetbal gespeeld. Hij woont voor zover ik weetvook in Paramaribo. Jammer dat je niet weet wie de vader van opa Challi en opa Willem is geweest. Die 2 broers hadden nog een zus welke mijn oma is, nl oma Adriana. Er was nog een broertje Christoffel waar ik nagenoeg niks van weetvof heb kunnen vinden tot nu toe. Ik weet wel dat hun vader( van opa Challi opa Willem,oma Adriana een Chinees was die een relatie had met mijn overgrootmoeder,Emmalaura of Emmeline ,zij is de moeder van hun en zou van Duitse afkomst zijn. Haar vader zou een Duitse slavenhandelaar zijn geweest en uit Stralsund komen. En daar strand mijn onderzoek . Die Chinees zou uit HongKong gekomen zijn en op plantage Hazard gewerkt hebben als opzichter( baas?),een ongeluk hebben gehad.Moest voor hulp naar Paramaribo en is daar overleden aan zijn verwondingen. Mijn oma is met hem meegeweest en nooit meer teruggeweest naar Nickerie. Is in Parmaribo gebleven ,gewerkt bij s’Landshospitaal en gewoond aan de Tourtonnelaan. Later heeft ze nog bij een Joodse rabbijn gewerkt. Je zou me heel blij gemaakt hebben alsje de naam van di Chinees zou weten.zGeruchten dat hij Lin Pao zou heten kloppen niet.Dus ik weet niet wie de overgrootvader van de van Tholl’s is. Mijn overgrootmoeder heeft hun erkend anders zouden ze die Chinezen hebben gehad
Nog groetjes en mocht je toch iets er over weten dan hoor ik het graag.
Groetjes Harvey Vantoll ( van Tholl)
Dag Harvey, zie onderstaande link. Hier kom je, onder Plantage Hazard, Nickerie, de naam ‘James Chin-a-Paw’ tegen. Meer info over deze man heb ik niet voor je. Maar misschien kan dit een aanknopingspunt zijn voor jouw onderzoek. Succes!
https://www.dbnl.org/tekst/_sur001189201_01/_sur001189201_01_0119.php
Hi. I know I’m reading this many years later, but if you see this, I am doing research on my family tree, and I am related to the Spence family you talk about living at Plantation Waterloo and the NIckerie area…I’d love to know anything else you know about them or any possible photos.
Hi Odeliay, super we are family.
Send me an email. We can than talk. Peter Spence