Niets is zo zeker in dit leven, dat de mens die geboren is, op een dag zal sterven. Hebben onze dierbaren het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld, dan bewijzen wij hen de laatste eer, zetten het stoffelijke overschot in het graf of cremeren het.Waarvoor wij kiezen is meestal zowel religieus als cultureel gebonden. Bijna dagelijks worden nabij de monding van de Corantijnrivier lijken verbrand. Niemand in Nickerie staat er nu bij stil, dat het cremeren iets van de laatste tijd is. Voor de historie is het goed, de feiten rond het cremeren vast te leggen.
Balkaran Matai, de grondlegger
Ik breng met Ali Sewrutton een bezoek aan Balkaran Matai, om meer te weten te komen over het cremeren in het rijstdistrict. Matai is 34 jaren lang betrokken geweest bij het crematiegebeuren en heeft de basis daartoe helpen leggen. Hij is op 6 november 1926 geboren in Nickerie. Zijn vader en moeder waren vanuit India als immigranten naar Suriname gekomen. Zijn vader Dulham Matai is met de boot Indus op 25 mei 1907 vanuit Calcutta vertrokken. Hij behoorde tot de kurmikaste, was afkomstig van het district Gonda en woonde in het dorp Jungli. Hij had als immigratienummer Jj/1389. Hij trouwde met Sankalia, zij had als immigratienummer Jj/1390. Samen kregen ze 8 kinderen, 6 zonen en twee dochters. Zij werden tewerkgesteld op de plantage Waterloo in Nickerie, waar ze tot en met 3 juli 1912 werkten. De plantage stond toen onder het beheer van H.M.D.Robertson een erfgenaam van R.Kirke. Dit alles vertelt zijn zoon Balkaran ons, om daarna zijn verhaal aldus te vervolgen:” De eerste persoon van hindostaanse afkomst van Nickerie die werd gecremeerd, is een zekere Rambaranmishre geweest. Maar dat geschiedde niet in het rijstdistrict, maar op het strand van 63 village in Guyana. Ik was toen niet met de crematie belast, maar was aanwezig toen dat geschiedde. Ik was zo onder de indruk, dat ik bij mijn terugkomst in Nickerie, ik met luciferstokjes een kleine brandstapel of tjita maakte. Ik maakte verschillende keren miniatuur tjita’s. Toen voelde ik me sterk genoeg een tjita op te zetten, waarop een lijk gecremeerd kon worden. Daarvoor wendde ik mij tot de districts-commissaris Biharisingh, die contact had met de minister van Justitie en Politie Manichand.
Het eerste lijk werd daarna aangeboden, om te worden gecremeerd. Voor het eerst zou in Nickerie een lijk te Scheveningenstrand, nabij de Rijsdijksluis aan de Corantijnrivier, worden gecremeerd. Het ging om een manspersoon, Lautan genaamd. Een immigrant uit India, die op 27 januari 1969 overleed. Hij had als immigratie nummer 147Ll. De verwachtingen waren enorm hoog. D.C. Biharisingh gaf aan dit proefproject, onder voorbehoud zijn toestemming. Bij een mislukking, zou dat de eerste en de laatste crematie kunnen inhouden”.
De 81 jarige Balkaran geeft nu nog aan zeer trots te zijn, dat zijn project de proef heeft doorstaan. Na twee en een half uur was de verbranding van het lijk een feit. Zijn gezicht licht op en zijn ogen glinsteren bij het vertellen van zijn verhaal. Hoewel hij het Nederlands beheerst, doet hij grotendeels zijn verhaal in het Hindi. Ali doet dan de vertaling. Volgens Balkaran is het belangrijk het hout in de juiste formatie en hoeveelheid op te stapelen. Daarnaast moet je weten hoeveel samagrie, de verzamelnaam van de kruiden, gebruikt moet worden. Daarbij behoren gew ( geklaarde boter), kapur ( kamfer), en agarbattie ( wierook). Normaal zijn 4 blikken gew en 1 kg. Samagrie, 4 pakken kapur en twee pakken agarbattie voldoende. Nooit is er sinds de eerste lijkverbranding, iets misgegaan. Zelfs bij regenweer niet. Als het vuur eenmaal is aangestoken, blijft het zelfs bij stortregens branden. “ Zo heeft het tijdens het cremeren van het lijk van Narsingh Surujdbalisingh, constant geregend. Het vreemde was, dat toen de crematie rond was, het stopte met regenen”, lacht en vertelt Balkaran.
Biharie Rambaranmisshre en Lautan
Balkaran Matai heeft zich niet allen met het cremeren bezig gehouden. Zo is hij 10 jaren voorzitter van de tweede stalweide geweest. Hij was landbouwer en was lid van verschillende organisaties en trok op met bekende mensen van toen, zoals Remie Hirasingh en Soebhkaran Ramhit. Hij was een goede Ramayan zanger en kon de Geeta goed lezen. In 1948 trad hij in Paramaribo op, evenals in Guyana en Trinidad. Zijn Ramayangroep heette Madhuban. Op 22 februari 1948 trouwde hij met Mankumarie Parahoe. Samen kregen zij 12 kinderen, 5 dochters en 7 zonen. Twee zonen schopten het heel ver. Revie Matai is econoom en Kris Matai is arts en een bekende parlementariër van de VHP in Nickerie.
Balkaran is trots op al zijn kinderen. Zij zijn ook trots op hun vader, die het fundament heeft helpen leggen voor het cremeren. Dat de hindoes in Nickerie hun geloof van wieg tot graf goed kunnen beleven. Dat hij zijn buurman Lautan het eerst mocht cremeren, zal hem altijd bijblijven. Ali en ik, brengen de zoon van Lautan, Jagroep Lautan en zijn vrouw Dhanradji Lautan Sewnarain ook een bezoek. Zij wonen in de Corantijnpolder serie B no. 10 waar ook de vader gewoond heeft. Jagroep vertelt zijn verhaal:” Op de dag dat de parlementariër Oedayrajsingh Varma in Paramaribo werd gecremeerd, stierf mijn vader. Harry Laighsingh, statenlid van de VHP voor Nickerie, heeft gepleit de crematie van mijn vader mogelijk te maken. Iedereen was angstig, omdat wij niet wisten hoe het zou aflopen. Zou er een onaangename geur ter plaatse zijn? De D.C. zorgde voor militaire bewaking, die tot het einde de wacht hield. Maar er was een probleem. Wij moesten het lijk drie dagen lang goed houden, tot alles geregeld was. Er was toen daarvoor geen koelsysteem in het district. Wij maakten toen een houten bak die met zinkplaten werd bekleed. Het geheel liep schuin af. Het lijk werd daarin geplaatst en met ijs koel gehouden”.
Bihari Rambaranmishre
Om meer te weten over de eerste Nickeriaan, die (in Guyana) werd gecremeerd, brengen wij de 73 jarige Dharmradj Hirasingh meer bekend als Diamond, een bezoek. Diamond beheert de tempel te Corantijnpolder serie B. Hij vertelt ons het volgende:” De 84 jarige Bihari Rambaranmishre, mijn guru wilde na zijn dood worden gecremeerd. Hij kon daarvoor geen vergunning krijgen. Hij kwam in 1904 via Demerara naar Suriname. Zijn immigratienummer was 134 Gg. Hij koos in Suriname de geslachtsnaam Rambaran Mishre en de voornaam Bihari. Hij was een bekende aannemer in Nickerie. Hij had gezag in zijn woonplaats en was een klankbord voor de ingezetenen, een aanspreekfiguur voor vele sociale en godsdienstige vraagstukken in de samenleving. Bihari onderhield de polders en kanalen van het district. Hij was tevens de voorzitter van het waterschap van de van Drimmelenpolder. De toenmalige districts-commissarissen zagen in hem iemand naar wie het districtsbestuur kon luisteren. Mijn guru had drie zonen en vijf dochters. Zijn zoon Sewaram Rambaranmishre was hartspecialist in Suriname. Hij overleed echter op 47 jarige leeftijd aan een hartaandoening. Ik heb veel van mijn guru geleerd, o.a. over het hindoeïsme, en de handel. Toen hij in 1961 stierf heb ik er alles aan gedaan zijn wens in vervulling te brengen. De tolk Girdharie en Bestuurs- Opzichter Girjasingh hebben mij daarbij geholpen. Maar in Nickerie kregen wij geen vergunning voor zijn crematie. Pandit Oeditnarain van Guyana zorgde wel voor een vergunning in Guyana. Hij hield toen ook de ceremonie. Het lijk werd twee dagen met ijs koel gehouden en verduurzaamd. Met de barkas brachten wij het lijk toen over. Op het laatste moment wilde de politie in Guyana toch nog de crematie tegenhouden. Maar op instructie van pandit Oeditnarain, werd het lijk snel op de tjita geplaatst toen wij aankwamen. Toen de politie arriveerde, was het vuur al aangestoken en was de wens van mijn guru in uitvoering”.
Waar een wil is, is een weg. Vanwege de inzet van o.a. Matai Balkaran, zal zolang er mensen geboren worden, het vuur in Nickerie, feilloos blijven branden.
K.R.Donk, 9 januari 2008.